De duivelsneus in Alausi en koloniaal Cuenca

7 september 2015 - Cuenca, Ecuador

Na Baños is het in Alausi weer heel anders: het is een klein en kleurrijk dorpje waar we toch wel een bezienswaardigheid zijn, niet in de laatste plaats door onze lengte. Soms raken kinderen je eerst voorzichtig aan om te kijken of je wel echt bent??

De lunch bij een opa was al een hele happening, keuze uit een handvol gerechten en als je geen sap drinkt, ze drinken hier vooral veel fruitsappen (jugo), dan moet opa dat dus bij de buren halen. Zo blijft een lokale economie in stand.

Na enig aarzelen ontdooien kinderen meestal ook wel en in dit dorp groet iedereen je. Bijzondere ervaring.

Voor het avondeten stropen we het dorp af, maar een restaurant vinden is nog niet zo simpel. Uit het niets ontstaan allerlei stalletjes aan de straat waar hapjes worden gemaakt. Hoewel we een aantal wel proberen, durven we het vlees toch niet aan. Ziek in de bus is geen pretje.

Uiteindelijk vinden we een restaurant, waar ze voor ons het licht aan doen. Zoals gezegd, heel toeristisch is het land op heel veel plekken niet, erg leuk.

De volgende morgen gaan we op jacht naar een bus kaartje. Aangezien we hadden gehoord dat de bus naar Cuenca om 15 uur zou vertrekken. Bij het busstation waren alleen kaartjes te koop voor de bus van 10 en 12 uur..

Dan maar eerst met de trein mee, de rit naar de duivelsneus. Hoewel we deze niet in de betreffende berg konden herkennen was het een prachtige treinreis met duizelingwekkende hoogte. Omdat er niet veel ruimte is, gaat de trein naar beneden door te zigzaggen. Hierdoor kan je veel hoogte overbruggen met rechte stukken zonder grote bochten. Slim. Een mooie trip van ruim 2,5 uur.

Terug in Alausi inkopen gedaan voor de busreis en plan b uitgedacht: Met de taxi terug naar de Panamerikana en daar maar een doorgaande bus aanhouden.

De taxi stopt echter bij een soort kantoortje. Hier konden we een buskaartje kopen voor de bus van 3 uur. Maar...nee, de bus was vol...

Toen door naar de Panamerikana en we zijn daar aan de snelweg afgezet: "muchas bus" zei de chauffeur.

Sta je dan, in de brandende zon, geen streepje schaduw en geen idee hoe lang het duurt voordat er een bus komt. Om niet verder te verbranden maar lekker de fleecetrui aangedaan, heerlijk koel.

Gek genoeg komt er na zo'n 20 minuten een bus uit het dorp (Alausi) omhoog tuffen en die houden we aan. Plek zat. Vreemd, hij zou toch vol zijn? Maar ja, het is kwart voor drie, dus ook niet die van drie uur. Maar goed, we hebben plek, we zien wel waar het schip strandt.

Onder het genot van een heerlijke Vietnam film die loeihard staat, begint de reis van uiteindelijk vier uur naar Cuenca. Betalen gebeurt meestal ergens onderweg, dan komt iemand geld halen bij je. Soms krijg je een bonnetje, meestal niet.

Hoewel het een erg lange rit is, is het wel weer prachtig door de Andes in de stralende zon. Ik schat in veel beter dan kijken naar het Nederlands elftal :).

Het gesnurk om je heen neemt toe en als de zon schijnt moeten de gordijnen dicht. Is de zon weg, dan moeten de ramen dicht en jassen aan, want dan is het koud. Wij vonden het nog wel lekker, het raam open met 25 graden.

Inmiddels is het donker wanneer we in Cuenca aankomen, op het immense busstation is een taxi weer zo geregeld die ons voor twee dollar naar een prachtig hotel brengt. Eenmaal aangekomen ben je de busrit weer snel vergeten en ga je met de good-old lonely planet op zoek naar een restaurant.

Weer een stad, de op twee na grootste van Ecuador, met een heel andere vibe. En vooral een rijke stad. Leuk om elke keer weer te wennen en ontdekken op een nieuw plekje.

De zaterdag avond is druk en gezellig, dus tijd om rond te slenteren in deze oude koloniale stad. We eindigen, hoe bijzonder, op een terras bij een Belg die hier en brouwerij is gestart drie jaar geleden. Een mooie afsluiter: dubbelgegist bier van 8,5%.

Slaap lekker.

Foto’s